Neef Wim woont met zijn Moeder niet in een dorp en ook niet in een stad. Het stelt allemaal niet zo veel voor, daar waar Wim woont. Veel huizen staan er niet en al helemaal geen huizen met veel verdiepingen en het aantal mensen blijft ook ver onder het landelijke gemiddelde. Wim zit graag in atlassen en aardrijkskundeboeken te bladeren. Het liefst in grote atlassen, want het omslaan van de bladen van een grote atlas geeft altijd zo'n fijn windvlaagje over Neefs handen en soms in zijn gezicht, als hij een beetje voorover gaat zitten. Dan kan Wim het vlaagje zelfs ruiken. Ruik ik nu de atlas, de lucht, of zit er iets in de lucht van het land op de bladzijde die ik nu omsla. In geen enkele atlas van enig belang is Neef Wim zijn woonplaats te vinden. Waar woon ik nu eigenlijk, vraagt Wim zich vertwijfeld af. Maar dan kijkt hij naar buiten, naar het gras, de vogels en de strak betegelde tuin van zijn Moeder. Zijn omgeslagen stemming klaart snel weer op: 'Hier natuurlijk', denkt Wim blij.